Cocoonen dankzij corona

Het is vrijdagavond, 13 maart 2020. Ik kijk naar De wereld draait door, een van de laatste uitzendingen, geloof ik. Op de tv is Rob de Nijs. Hij lijdt aan de ziekte van Parkinson en zingt een mooi stemmig liedje. Hij moet geholpen worden om aan de tafel te komen zitten. De studio is leeg, er is geen publiek. Het is de tijd van het coronavirus. Via Skype kijkt het publiek dat in de studio zou zitten, mee. Voor Rob de Nijs was er al muziek van Bruce Springsteen, The River, gezongen door Sting. Ook mooi en stemmig. En in De wereld draait terug zien we een terugblik met een emotioneel moment met denker des vaderlands René Gude die vandaag exact vijf jaar geleden is overleden. Het voelt als een aflevering vol afscheid en het begint me te raken, al luister en kijk ik met een half oog en één oor.

Op LinkedIn, op WhatsApp, op Facebook, in mijn mail, zie ik berichten, updates, adviezen, tips over corona. Zelfs een e-mail van Albert Heijn, die verzoekt om zoveel mogelijk de zelfscanner te gebruiken of de bonuskaart en het geld bij de gewone kassa op het plateautje te leggen, zodat de caissière je hand niet hoeft aan te raken.

Activiteiten die niet doorgaan, misschien wel op een later moment. Langzamerhand begint het te voelen als een tijd, meer dan een moment, van reflectie of bezinning. Een tijd waarin we ons allemaal een beetje terugtrekken. Als slakken in ons huisje. Mijn moeder is 83 jaar en kreeg een maand geleden een nieuwe hartklep. Ik belde haar vanochtend of het goed was dat ik langskwam. Het advies is immers om niet langs te gaan. Dat voelde heel raar en ik vroeg het half als grapje. Maar ja, je weet maar nooit…

Ik had vandaag een afspraak, een leuk netwerkgesprek. We gaven elkaar geen hand want dat doen we nu niet. Ik lees over scholen die gesloten zijn, over mensen die niet op vakantie gaan en hoor dat mijn tante, die in een verzorgingshuis woont, de komende twee weken geen bezoek mag ontvangen. Ik merk dat ik er een beetje triest van word. Ongetwijfeld droeg de muziek op tv daaraan bij.

Toch voelt het, aan de andere kant, als een ontluikend crocusje, ook als iets moois. Nee, we kunnen niet gaan sporten. We kunnen niet gaan dansen. Men heeft het over de grenzen sluiten tussen Duitsland en Nederland. Ik woon in Duitsland en werk in Nederland. Mijn zoon is in Zuid-Amerika. Ik mag toch aannemen dat hij half mei wel weer via Noord-Amerika naar Nederland kan komen.

Het voelt als een stilte. Het wordt ook stil in mij. Precies zoals Van Dik Hout dat bezong. We kijken en luisteren veel naar het nieuws. Sommige mensen gaan hamsteren. Het is een bijzondere tijd. Ik weet niet hoe lang het gaat duren, niemand weet hoe lang het gaat duren. We weten niet of het nog groter zal worden we weten niet of er nog heel veel meer slachtoffers zullen komen, we weten eigenlijk niet zoveel. We weten wel dat we meer thuis zijn. Misschien is dat ook wel even goed of fijn. Nee, niet voor de economie! Zeker niet! Maar voor ons als mensen, is het misschien wel even goed. Ik weet het niet. Zo voelt het.

Op dit moment zit ik alleen op de bank, manlief is aan het werk en ik weet zeker dat hij werkt met meer dan 100 mensen. Kiki de kat ligt naast mij op de bank, ik lig onder een dekentje, ik kijk naar een ouder wordende Rob de Nijs en een stap voor stap afscheid nemende Matthijs van Nieuwkerk in een lege studio. En ik voel dat we een beetje op onszelf zijn aangewezen. Of zo. Ja, het is een bijzondere tijd.