Taal = ook imago

Taal = ook imago

Toen ik vanochtend wakker werd en een enorme weerstand voelde om het juiste been uit het bed te gooien, lag ik nog een beetje te sudderen over het leven en over mijn vak. Mijn werk draait volledig om taal. Natuurlijk komt er beeld en geluid bij kijken, maar mijn bijdrage bestaat uit het talige deel van het totaalproduct.

Hoe je taal gebruikt, welke woorden, hoe je het uitspreekt, je dialect of accent, zegt iets over jou. Of je dat nu wilt of niet. Zoals ook je kapsel iets over je zegt, je auto en het soort kleding dat je draagt. Zo vinden velen het taalgebruik van Thierry Baudet gebakken lucht en hemzelf een opgeblazen kikker. Ook werd Femke Halsema in haar GroenLinks-tijd vaak een bekakte manier van praten met een aardappel in de keel verweten.

Anderen vinden deze twee voorbeelden, beiden toevallig uit de politiek, juist welbespraakt, intelligent, geschoold en stijlvol.

Want hoe we de ander beoordelen op taal, zegt ook iets over onszelf. Een Hagenees vindt de uitspraak ‘Wa ken mêh dat nâh a me hol klonterûh?’ (wat kan mij dat nou schelen?) wellicht heel gewoon, terwijl een Hagenaar zich er misschien van distantieert. Anderen, van buiten Den Haag vinden we grappig.

Herman Finkers vinden we leuk, maar mogelijk nóg leuker door zijn Twentse accent. Idem dito voor Harrie Jekkers (Haags), Najib Amhali of Ali B. Het taalgebruik en dialect helpt bij het creëren en instandhouden van hun imago.

Mijn lief komt uit het buitenland en ik ben zijn taal niet machtig. Had ik de taal wel gekend, écht gekend, zoals ik het Nederlands ken (en kan), had ik herkend uit welke regio hij komt en welke achtergrond hij heeft. Doordat ik dat nu niet wist, ik wist zelfs bijna niets van het land of de cultuur, was ik redelijk onbevooroordeeld en kwam ik er achter hoeveel humor hij heeft en hoe slim hij is.

Voor elk zaadje het juiste gaatje

Met taal kun je dus sturen. Hoe je overkomt, hoe je bedrijf overkomt. Onlangs schreef ik een advertorial voor een bedrijf dat een inzaaimachine had ontwikkeld. Daarboven schreef ik de kop die ook boven deze alinea staat. Daarna de rest van de tekst, wat trouwens een stuk minder leuk was om te doen. Het bedrijf ging akkoord met deze titel. Dat vind ik dan onwijs stoer en tof. Want het is ondeugend, cheeky. Het is mijn kop, maar het straalt op hen af.

Cultuur in 1 alinea

Voor een Twents bedrijf schreef ik een webpagina over de productieafdeling. De tekst was bedoeld voor een werkenbij-website. Ook de cultuur moest aan bod komen. Terwijl ik de productieleider aan de telefoon had, werden we onderbroken omdat een nieuwe medewerker de weg kwijt was. Ik heb dit gebruikt in mijn eerste alinea:

‘Zo nu en dan raakt een nieuwe medewerker de weg kwijt in onze productie. Dat begrijpen wij best. Onze werkvloer is namelijk 40.000 m2 groot en daarop staan een stuk of twaalf productielijnen. Dat is veel en dat is groot. Maar de sfeer hier is Twents en gemoedelijk. Dus helpen we je graag op weg.’

Zo lees je als potentiele procesoperator in de eerste alinea al een aantal dingen die bepalen of je verder leest of niet. Door deze situatie te benoemen, zeg je niet alleen iets over de cultuur, maar laat je het ook zien.

Echt, met taal spelen is zó leuk. En nog leuker wanneer je opdrachtgever lef heeft!

Er is niets beters… dan een Peters!

Ik zit op het terras van een Turkse horecagelegenheid in Kleve, Duitsland. De weinige andere gasten lijken mij, voor zover ik het kan beoordelen, Turks. Op het Duitse terras ernaast is het aanzienlijk drukker, met in de stoelen wittere neuzen en grotere buiken.

Sinds ik een paar weken geleden naar Duitsland ben geëmigreerd zit ik hier vaker. Je krijgt er een enorm grote en evenzo lekkere kop kamillethee met een heerlijk vers koekje uit de Turkse bakkerij voor slechts een euro vijftig. Tja, ik blijf toch Nederlands.

Een paar dagen ervoor zat ik er ook, toen er een Turks-Nederlands gezin voorbij wandelde. ‘Kijk, ze hebben hier allemaal Turkse hapjes en koekjes!’, riep een van de meiden uit. Stoelen werden bij tafeltjes geschoven en het lekkers werd besteld. Het bekende trekt aan.

Een paar weken terug in de tijd: ik leverde de sleutel van mijn huurwoning in. Terwijl de woonconsulent het huis controleerde op schone ramen en een gedweilde vloer, wandelden een stagiaire en een monteur binnen. ‘Ah, mevrouw Peters’, zei de monteur enthousiast. ‘Eh…, kennen wij elkaar?’, vroeg ik mij hardop af. Nee, wij kenden elkaar niet. Wat bleek? De beste man heette ook Peters en daardoor had hij mijn naam onthouden. Alleen dat is kennelijk voldoende voor een amicaal gesprek over ‘van wie hij er een was en of ik er daar ook een van was’.

Ik was daar niet van.

Bij een van mijn opdrachtgevers had ik veel te maken met de ict’er. Het was een project rondom de implementatie en introductie van het nieuwe sociale intranet en gaandeweg werd ik ook bij de implementatie van office365 betrokken. Dan is contact met de ict’er onvermijdelijk. Maar dat gaf niet, want zijn naam was ook Peters en dat brak het ijs vanaf het eerste contact.

Veel mensen slaan aan op wat bekend is. Of ze er nu bewust naar op zoek zijn, zoals naar de Hollande friettenten in Zuid-Europa, of niet. Mensen clusteren, verzamelen, groeperen, klonteren en vormen een kluit. Allemaal prima, allemaal logisch. Wat alleen zo jammer is, is dat wat niet bekend is daardoor niet in beeld komt en grotendeels onbekend blijft.

Dat geldt niet alleen voor mensen van andere culturen. Het barst van de subculturen zoals sociale lagen door onderscheid op het gebied van onderwijs of geld of simpelweg verschillende sporten. Bij het woord waterpolo vorm jij je een beeld van de sporter. Bij schoonzwemmen doe je dat ook en je beeld verandert. Clubjes, we zijn er gek op. Want we willen allemaal ergens bij horen.

Ik werkte eens ergens waar de organisatie bestond uit twee teams. Afgescheiden door thema en ruimte. Na een verhuizing zaten ze in één ruimte en het enige wat nog scheidde waren ongeveer vijf stappen. Maar het bleef van ‘wij’ en ‘hullie’.

Verschillen, al dan niet ingebeeld, en overeenkomsten worden alleen gevonden als je de moeite neemt elkaar te beGRIJPen. Met een betere samenwerking tot gevolg. Daar wil ik graag bij helpen. En zoals de ict’er al tegen mij zei bij het afscheid: er is niets beters…. dan een Peters. 😉